Eetproblemen kunnen veroorzaakt worden door een foute koppeling of foute betekenisverlening in het brein. Vanwege de meer chaotische opbouw van neuronenpaden in het brein, komt dit vaker voor bij mensen met autisme. Ik ga hierover in gesprek met Colette de Bruin, zij is orthopedagogisch gedragsdeskundige en directeur van Geef me de 5 en SGGZ-instelling Autimaat.
“Als mensen met autisme te lang stress en onduidelijkheid ervaren in hun leven, kunnen zij bijkomende problemen ontwikkelen. Eetproblemen of een eetstoornis is daar één van. Zelf spreek ik nooit van ARFID, omdat ik het vanuit het autisme bekijk als gevolg. Natuurlijk kan er ook sprake zijn van eetproblemen of een eetstoornis zonder onderliggende problematiek”, begint Colette haar uitleg.
“Als er sprake is van eetproblemen bij autisme, gaan we met de Geef me de 5-methode op zoek naar de daadwerkelijke oorzaak ervan. We willen het probleem achter het probleem zien te ontdekken. Als het te lang voortduurt, gaat dit namelijk vaak gepaard met het verlies van grip op de situatie of het leven in zijn algemeen. Dit zorgt voor stress. Zeer selectief eten of voedsel weigeren, kan dan een alternatief gevoel van grip geven. Mensen ervaren daarmee de controle die zij elders in het leven missen. Als je niet begrepen wordt en de wereld om je heen niet begrijpt, wil je ergens grip op kunnen hebben. Bij sommigen is dit plukken aan de nagels of zelfmutilatie, maar dit kan zich ook uiten in het ontwikkelen van een heel rigide, selectief eetpatroon. Dat geeft hen dan plaatsvervangend grip op het leven.”
Oorzaken van eetproblemen
Om te beginnen kunnen eetproblemen veroorzaakt worden door overgevoeligheid in het mondgebied, iets wat vaak voorkomt bij autisme. Een veel voorkomende oorzaak, is de sensorische overgevoeligheid voor bijvoorbeeld de geur, kleur, smaak of textuur van eten. “Texturen die te glad zijn, zoals macaroni of stamppot kunnen moeilijk zijn. Maar omgekeerd kan het ook zo zijn dat mensen alleen maar babyvoeding uit een potje kunnen eten of alles pureren, omdat ze eten met structuur niet kunnen verdragen.” Daarnaast kan de wereld te onduidelijk en te onvoorspelbaar zijn of de eetsituatie te druk, waardoor er sprake is van overvraging.
“Stel je voor dat je aan tafel zit en er wordt om je heen druk gekletst, je wordt omringd door etensluchten en het bestek klettert tegen elkaar.” Zeker na een schooldag of een dag werken kan het avondeten dan veel te veel prikkels geven, waardoor eten moeilijk wordt. Als er vervolgens ook nog eens wordt gevraagd hoe je dag was, kan dat net te veel zijn. De vraag is te breed en het hoofd is te vol, waardoor het eten niet meer lukt. “Als er ooit een enorme druk op het eten is gelegd en je bijvoorbeeld verplicht een bord vol bloemkool moest leegeten, terwijl je al ontzettend veel moeite had met één bloemkoolroosje, kan het zijn dat er stress en druk op het eten is komen te liggen. Dit kan ervoor zorgen dat er een afweer voor eten is ontstaan. Hoe meer druk er op het eten wordt gelegd, hoe negatiever de lading wordt en hoe minder er gegeten wordt.”
Foute koppeling
Eetproblemen kunnen ook veroorzaakt worden door een foute koppeling of foute betekenisverlening in het brein. Dat gebeurt bij mensen met autisme eerder, vanwege de meer chaotische opbouw van neuronenpaden in het brein. Als voorbeeld van zo’n foute koppeling noemt Colette iemand die na het eten van macaroni moest overgeven.
“Hij had op dat moment buikgriep, maar durfde sindsdien nooit meer macaroni te eten, doordat hij een onjuiste betekenis gaf aan de situatie. De macaroni was niet de reden van het overgeven, maar de buikgriep. Het kan ook zijn dat je zus thuiskomt van een hockeywedstrijd en ongewassen aan tafel ploft om te eten. Ze stinkt vreselijk naar zweet. Haar geur wordt vermengd met de geur van jouw eten, waardoor het je vreselijk gaat tegenstaan. Je eet dit vervolgens nooit meer, omdat je de zweetgeur van je zus aan dit eten hebt gekoppeld.”
Ontkoppelen
Producten die voorheen zonder moeite werden gegeten, kunnen van het menu worden geschrapt door één verkeerde koppeling. “Omdat mensen met autisme in het algemeen zwart-witdenkers zijn, blijft de koppeling in hun hoofd hangen en eten ze dit nooit meer. Het is daarom belangrijk om als hulpverlener terug te gaan naar het moment dat de verkeerde koppeling is ontstaan en die bewust te ontkoppelen. In het geval van de zwetende zus ga je terug naar het moment dat de zus thuiskwam van hockey. Je benoemt dat ze naar zweet stonk en dat hij dat rook toen hij een hap van zijn eten nam. Je laat hem desnoods aan zijn zus ruiken als ze thuiskomt van hockey, zodat hij kan ruiken dat die geur niks met het eten te maken heeft.”
Het is voor een hulpverlener belangrijk om met feiten te komen die honderd procent duidelijk zijn en deze te koppelen aan de situatie. “Als je de situatie tekent, zet je de persoon eerst helemaal in de context van het voorval en bouw je stap voor stap op wat er gebeurd is. Je benoemt alle details van de situatie. Dankzij de tekening kun je de informatie letterlijk van elkaar scheiden, met als gevolg dat het ook in het brein wordt gescheiden en het eten weer gegeten kan worden. Datzelfde kun je doen als dingen bewust verkeerd worden gekoppeld, zoals het overgeven na het eten van macaroni.”
Begrijpen hoe het brein werkt
Colette herinnert zich een jongen die niet meer wilde eten en al acht kilo was afgevallen. “Hij was al bij vier psychologen geweest en niemand kon hem helpen. De jongen was ervan overtuigd dat hij alles wat zoek was geraakt had opgegeten, zelfs batterijen en walvissen. Toen ik met hem in gesprek ging, kwam ik erachter dat hij in een speeltuin een jongen was tegengekomen die hem had gevraagd of hij zijn sigaretten had gevonden. Toen hij daar ontkennend op antwoordde had de jongen voor de grap gevraagd of hij ze soms had opgegeten.” Omdat hij op dat moment last van zijn keel had, begon hij te twijfelen of hij ze niet toch had opgegeten en maakte hij een verkeerde koppeling.
“Toen deze jongen in de krant las dat er een walvis spoorloos was verdwenen, raakte hij ervan overtuigd dat hij hem dan vast had opgegeten. Ook de aansteker die kwijt was, moest hij hebben opgegeten. Niemand kon hem van dit idee afbrengen, totdat de foute koppeling werd ontkoppeld. Pas daarna kon hij weer gewoon eten. Als je begrijpt hoe het brein werkt, kun je situaties en het gedrag gaan plaatsen. Je weet dan precies wat je kunt toepassen op welke situaties, zodat je de verkeerde koppelingen kunt ontkoppelen. Dat geeft zoveel rust, ook voor begeleiders. Je zet alle feiten naast elkaar, zodat er geen andere conclusie meer mogelijk is.”
Angst
Angst voor de aversieve gevolgen van het eten van bepaalde producten kan ook een rol spelen in het ontstaan van eetproblemen. “Deze angst kan bijvoorbeeld ontstaan na een ernstige verslikking of braken. De angst voor herhaling kan vanaf dat moment zo’n grote rol gaan spelen dat iemand dat voedsel niet meer wil eten. Naast ondertitelen, waardoor ik taal geef aan de situatie zodat er referentiekaders gebouwd kunnen worden, is het belangrijk om te relativeren”, vertelt Colette. “Bij autisme doen we dat niet op de normale manier, maar door middel van de GROT-techniek;
Generaliseren: iedereen, overal, altijd. Relativeren: ‘Hoort erbij! Is normaal!’ Oplossende taak: een gebaar of actie die passend is. Een sleutelzin: ‘Het komt goed! Ik kan het!’ Angst bestaat namelijk uit gedachten die bijna nooit werkelijkheid worden. Het is belangrijk om keer op keer helpende gedachten aan te reiken, zodat deze in het hoofd blijven hangen.”
Volgens Colette zorgt dit ervoor dat de hobbelige zandpaden in het hoofd een geasfalteerde snelweg worden. “Je gaat in soortgelijke omstandigheden hetzelfde zeggen en denken als wat je is aangeleerd. Hierdoor ben je in staat de omstandigheden te relativeren. Het is erg belangrijk om keer op keer dezelfde taal te gebruiken; dan slijt je dat er als het ware in! In het begin is zo iemand persoonsafhankelijk en sta je er met een heel team omheen, vervolgens zorg je ervoor dat iemand structuurafhankelijk wordt. Het uiteindelijke doel is dat de cliënt in zijn kracht komt te staan, zodat hij in de toekomst zélf zijn eetproblemen te lijf kan gaan.”
Onvoorspelbaar
Eetproblemen kunnen daarnaast worden veroorzaakt doordat de maaltijd vaak onvoorspelbaar is. “Dat kan zijn doordat jus bijvoorbeeld de aardappels heeft geraakt op het bord. De aardappel is vervolgens bruin gekleurd, hetgeen voldoende reden kan zijn om niks meer te eten. Een vakkenbord kan hierbij een uitkomst zijn. Ook kan het zijn dat je tomaten en een zakje saus zag liggen en dacht dat je macaroni zou gaan eten. Als je vervolgens aan tafel ziet dat je in plaats daarvan tomatensoep eet, kan dat een reden zijn om niet te eten. Ook kan het voor onzekerheid zorgen als je geen idee hebt wat je gaat eten. Bij Autimaat leren we de ouders daarom het kind met eetproblemen bij het hele proces te betrekken.”
Als het om jonge kinderen gaat, gaan ze bijvoorbeeld samen naar de winkel. “Ze mogen op de groenteafdeling zelf uitkiezen welke groenten ze willen eten. Stel dat een kind voor boontjes kiest, dan gaan we samen de boontjes doppen en in de pan doen. Het kind mag één boontje aanwijzen dat speciaal voor hem is. Als we gaan eten, leg ik dat ene boontje op zijn bord. Hij hoeft daar niks mee te doen. Hij mag ernaar kijken, ermee spelen, hem doormidden snijden. Het maakt niet uit wat hij ermee doet, ik vind er helemaal niks van. De volgende dag eten we wéér boontjes en doen we precies hetzelfde. Dit keer mag hij er ook aan ruiken en de dag erna kan hij misschien een likje nemen. Zo ga je elke dag een stapje verder, zonder er druk op te leggen. Je kunt na zo`n oefenmoment gezellig samen een cake bakken of een spelletje doen. Het is belangrijk om ver bij dwang of straffen vandaan te blijven. We adviseren daarom altijd om geen druk op het eten te leggen en niet te zeggen dat er geen vla gegeten mag worden als dat ene hapje niet wordt opgegeten. Het bijzondere is dat als je ze zo meeneemt in het proces van eten kopen, voorbereiden, koken en opeten, het duidelijk en voorspelbaar wordt en ze vanzelf steeds meer gaan eten.”
Geen hongerprikkel
Het kan ook zijn dat het brein de hongerprikkel niet doorgeeft. Als het lichaam aangeeft dat het honger heeft, zou de thalamuspoort in het brein deze informatie moeten doorgeven aan het bewustzijn. Bij autisme gebeurt dat niet altijd. “Ik ben van mening dat de verschijningsvorm van ARFID waarbij de hongerprikkel ontbreekt, hierdoor veroorzaakt wordt”, aldus Colette. “Alhoewel je maag een hoorbaar hongersignaal geeft, heeft de thalamus besloten dat dit geen belangrijke informatie is en wordt deze niet doorgegeven.”
Colette heeft daarnaast ontdekt dat wanneer er veel stress is, de hongerprikkel ook niet of slechts sporadisch wordt doorgegeven. “De oorzaak van de stress wegnemen kan ervoor zorgen dat de hongerprikkel wél bewust wordt ervaren.” Het kan ook zijn dat iemand geen taal heeft voor het hongergevoel dat wordt ervaren. “Door ondertiteling vanuit de omgeving, krijgt de persoon met autisme taal voor wat er daadwerkelijk in zijn of haar lijf aan de hand is. Als er daarnaast geen dorstprikkel aanwezig is, is het belangrijk om zes vaste momenten in te plannen voor het drinken van bijvoorbeeld een glas water.”
Meer dan een eetprobleem
“Ik zie vaak dat volwassenen zo zijn vergroeid met hun eetproblemen dat ze als het ware hun eetprobleem zijn geworden. Er is hen al zo vaak gezegd dat ze een eetprobleem hebben en ze hebben hier al zoveel gesprekken over moeten voeren dat ze niet meer beter weten.” Colette draait het om; ze heeft het juist níet over eetproblemen tijdens de sessies. “Je merkt dat ze hier in de eerste instantie erg verbaasd over zijn. Ik vind het veel belangrijker om de persoon achter de eetproblemen te leren kennen en ze te laten zien wie ze werkelijk zijn. Als ze eenmaal doorkrijgen dat ze veel meer zijn dan hun eetproblemen, geeft dat zoveel opluchting.”
Zo vroeg een jonge vrouw aan Colette wat ze zag als ze naar haar keek. “Ik zei: ‘Ik zie een krachtige, stralende vrouw met prachtige ogen, die er erg goed uitziet in een heel mooie jurk.’ Ze is twee weken van de kaart geweest. Ze begreep er werkelijk niks van; ze had jarenlang gehoord dat het haar niet lukte om goed voor zichzelf te zorgen en dat ze dit beter moest doen en dat anders aan moest pakken. Het was nooit goed genoeg geweest of beter gezegd: zíj was nooit goed genoeg geweest. Ik zag een heel andere vrouw en dat hielp haar veel meer dan doorlopend negatieve dingen over zichzelf te horen.”
Doelgericht de aandacht verleggen
Colette vertelt dat je de eetproblemen juist géén aandacht geeft wanneer je met de Geef me de 5 methode werkt. “Alles wat je aandacht geeft groeit. In plaats daarvan zorgen we voor duidelijkheid en voorspelbaarheid, zodat de cliënt precies weet wat er van hem of haar verwacht wordt. We zorgen er bijvoorbeeld voor dat het eten voor de hele week duidelijk en voorspelbaar is en maken daarbij nooit gebruik van dwang. Verder hebben we het niet over eten.”
Wat zij wél doet is de focus verleggen naar een taak of verantwoordelijkheid. “Zodra de focus bijvoorbeeld op een nieuwe baan, een huisdier of iets anders ligt, kan het gesprek daarover gaan. Tijdens deze gesprekken kunnen we op een positieve manier het zelfbeeld, de eigenwaarde, het zelfvertrouwen en het verantwoordelijkheidsgevoel laten groeien, zodat de grip op het eten losgelaten kan worden.”
Zelfvertrouwen
Colette vindt het belangrijk dat mensen met autisme meer zelfvertrouwen krijgen. “We hadden een erg intelligent, maar onzeker meisje onder behandeling. Ze mocht meehelpen in onze naschoolse opvang en gaf pubers les. Door de complimenten die ze kreeg, ontwikkelde haar eigenwaarde en kreeg ze een eigen ‘ik’, iets wat bij heel veel mensen met autisme ontbreekt. Ze weten vaak niet wie ze zijn, wat ze willen, wat ze lusten en wat ze leuk vinden. Omdat informatie anders verwerkt wordt, is het vaak moeilijker voor hen om zichzelf met anderen te vergelijken. Als je dan ook nog eens in een omgeving opgroeit waar je nooit te horen krijgt dat je ergens goed in bent, maar waar je alleen maar te horen krijgt wat je níet goed kan of doet, krijg je geen goede ik-opbouw.” Als je geen goed referentiekader voor het eigen ‘ik’ hebt, kun je niet gaan staan voor wat je wilt of kiezen waar je zin in hebt, want daar heb je dan geen idee van.”
Colette heeft hier een mooi voorbeeld van: “Ik had een puber onder behandelding die op school tijdens de les moest zeggen wat haar lievelingseten was, maar daar had ze werkelijk geen idee van. Om haar te helpen paste ik Auti-communicatie toe. Dat betekent in dit geval dat ík het invul voor haar. Dat doe ik met een uitroepteken. Dit hoort bij jou! Dat vind jij lekker! Daar houd jij van! Ik zei tegen haar: ‘Ik heb gezien dat je twee keer boerenkool hebt opgeschept, dus boerenkool is je lievelingseten.’ Ik had geen idee of dat waar was, maar door haar een referentiekader te geven, kon ze zelf gaan ontdekken of boerenkool haar lievelingseten was. Later vertelde ze me dat ze bloemkool nóg lekkerder vond dan boerenkool, dus had ze beseft dat dát haar lievelingseten moest zijn. Ik heb in de achterliggende jaren gezien dat deze methode erg helpend is gebleken bij kinderen met autisme. Dankzij de gespreksmethoden en technieken van Auti-communicatie, vallen zij niet om.”
Methodiek Geef me de 5
De Geef me de 5-methodiek is een wetenschappelijk onderbouwde methodiek die helpt bij de communicatie met personen met autisme. Deze methodiek laat het informatieproces soepeler verlopen, helpt elkaar beter te begrijpen, geeft tools om te dealen met onbegrijpelijk gedrag en conflicten en stelt mensen met autisme in staat om zich te ontwikkelen naar onafhankelijke personen. De methodiek bestaat uit drie pijlers: praktische kennis die wetenschappelijk is onderbouwd, een duidelijke visie over het gedrag bij autisme en de houding van de begeleider en een praktische aanpak.
Het toepassen van de aanpak is gebaseerd op jarenlange praktijkervaring in de verschillende disciplines van het werkveld. Geef me de 5 bestaat uit basismethoden en Basis Auti-communicatie (die je altijd toepast, zodat je elkaar begrijpt) en uit specifieke methoden en Auti-communicatietechnieken (die je toepast om specifieke problemen te voorkomen of aan te pakken). Deze worden dagelijks gebruikt en getoetst in het behandelcentrum van Autimaat. Daardoor blijft de methodiek Geef me de 5 zich ontwikkelen en bijstellen ten gunste van mensen met autisme en andere informatieverwerkingsproblemen
Ga voor meer informatie en de boeken die Colette schreef naar de site van Geef me de 5
*Dit artikel is gebaseerd op hoofdstuk 39 van het boek ARFID te lijf.
Lees ook:
Wat is ARFID? In dit animatiefilmpje wordt ARFID duidelijk uitgelegd:
Podcast Over leven met ARFID
0 reacties